* Een thematische bloemlezing uit het oeuvre van Elisabeth Eybers en Anton van Wilderode
*
Met een uitleiding van Rudolf van de Perre
In deze uitgave brengt Beatrijs van Craenenbroeck een keuze uit het poëtisch oeuvre van Elisabeth Eybers en Anton van Wilderode. Zij streefde daarbij naar gelijklopendheid in onderwerpen en thematiek in hun poëzie.
In zijn uitleiding gaat Rudolf van de Perre nader i
* Een thematische bloemlezing uit het oeuvre van Elisabeth Eybers en Anton van Wilderode
*
Met een uitleiding van Rudolf van de Perre
In deze uitgave brengt Beatrijs van Craenenbroeck een keuze uit het poëtisch oeuvre van Elisabeth Eybers en Anton van Wilderode. Zij streefde daarbij naar gelijklopendheid in onderwerpen en thematiek in hun poëzie.
In zijn uitleiding gaat Rudolf van de Perre nader in op het werk van deze twee groten uit de Vlaamse en Zuid-Afrikaanse literatuur.
Het werk van Eybers spitst zich toe op de vraag naar het wezen van de mens en het waarom van dit kortstondige bestaan. Uit haar poëzie spreekt een grote meewarigheid met de menselijke staat en ‘die dwaas beminlike mensdom’ dat ze niettemin liefheeft.
Ook bij Anton van Wilderode is het bewustzijn over de menselijke onvolkomenheid sterk aanwezig; bij hem is evenwel de ‘verzoenbaarheid’ de centrale gedachte. Anton van Wilderode is de ware ‘poiètès’, de schepper en maker van woorden, die onze taal door zijn vloeiende ritme niet alleen een zeldzame muzikaliteit heeft opgelegd, maar haar bovendien op zijn wijze in niet onaanzienlijke mate heeft verrijkt.
lees verder